top of page
  • Foto van schrijverneowind

Nota + Decreet: Invoering van steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines




Een copy van de bijhorende nota en het decreet zelve, recentelijk goedgekeurd in het Vlaams Parlement.


NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING


Betreft: - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines

- Principiële goedkeuring met het oog op adviesvraag aan de afdeling Wetgeving van de Raad van State


1. SITUERING

Hoewel de productie van elektriciteit uit windenergie zich vandaag quasi enkel focust op grootschalige windenergie, kunnen ook kleine en middelgrote windturbines een bijdrage leveren aan de groenestroomproductie uit windenergie. Momenteel is de kleinschalige windenergiesector in ontwikkeling maar wordt er weinig geïnvesteerd in kleinschalige windenergieprojecten omwille van een ontoereikend steunmechanisme en een terughoudend vergunningenbeleid.

In de conceptnota Windkracht 2020 worden acties vermeld ter bevordering van het realiseren van meer groenestroomproductie uit windenergie op land. Eén van deze acties is het stimuleren van kleine en middelgrote windturbines. Het voordeel van dit type turbines is dat ze uitermate geschikt zijn om via eigen decentrale productie (deels) in het eigen verbruik van KMO’s en landbouwbedrijven te voorzien. Het is daarom belangrijk om in het beleid rond kleine en middelgrote windturbines de specificiteit van elk project te erkennen. Bij de inplanting van kleine en middelgrote windturbines moet ruimte worden gegeven aan maatwerk.

Het Regeerakkoord 2014 – 2019 stelt dat maatregelen moeten worden genomen om het certificatenoverschot af te bouwen. Dit onder meer door een geleidelijke omschakeling van exploitatiesteun naar investeringssteun voor bijvoorbeeld kleinschalige hernieuwbare energie technologieën. Er wordt dan ook een investeringssteunprogramma voorgesteld ter ondersteuning van de ontwikkeling van kleinschalige windenergieprojecten.

Het investeringssteunprogramma heeft tot doel het financieel ondersteunen en stimuleren van kleine tot middelgrote windturbines om lokale groenestroomproductie o.b.v. windenergie mogelijk te maken en zo ook de marktintroductie van dit type windturbines te versterken.

De steun aan kleine windturbines zal worden georganiseerd via een tenderingsysteem. Het investeringssteunprogramma moet een vervangende steunmaatregel zijn voor de productiesteun o.b.v. groenestroomcertificaten die nu van toepassing is voor windturbines in dit segment. De ondergrens van de representatieve projectcategorie groene stroom m.b.t. windenergie op land zal gelijktijdig opgetrokken worden tot de bovengrens van het investeringsprogramma, nl. een bruto nominaal vermogen van 300 kW per turbine.

Kleine en middelgrote windturbines oogsten energie op lagere ashoogtes t.o.v. de huidige grote windturbines, waar de windsnelheden typisch lager, meer variabel en sterk beïnvloed kunnen zijn door de aanwezigheid van lokale obstakels. Daarnaast omvat de huidige markt voor kleine en middelgrote windturbines een verscheidenheid aan windturbines, gekenmerkt door diverse rendementen en een variërende technologische geschiktheid. Om maatwerk mogelijk te maken en om de meest kostenefficiënte projecten te kunnen ondersteunen zal de te verwachten jaarlijkse energieopbrengst worden gebruikt om de ingediende projecten te vergelijken en rangschikken. Het is hierbij belangrijk om de invloed van lokale obstakels in rekening te brengen. Hiervoor wordt een gestandaardiseerde rekenmethode opgesteld zodat de ingediende projecten op eenzelfde wijze de verwachte energieopbrengst kunnen berekenen, wat een eenduidige vergelijking van de projecten mogelijk maakt. Bij het opstellen van de rekenmethode wordt een compromis gezocht tussen het te hanteren detailniveau van de technische parameters en berekeningen en de praktische toepasbaarheid van de methode. De rekenmethode zal worden vastgelegd in een ministerieel besluit.

2. INHOUDELIJK

Artikel 1, 3 en 4:

In de representatieve projectcategorie voor nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot 3 MWe, vermeld in artikel 6.2/1.2, eerste lid, 2°, a) van het Energiebesluit van 19 november 2010, wordt de ondergrens aangepast naar 300 kWe. Hierdoor worden de projecten die in aanmerking komen voor steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines uitgesloten van productiesteun op basis van groenestroomcertificaten.

Via het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen werd de representatieve projectcategorie voor nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land aangepast en in twee categorieën gesplitst. Artikel 24 van dat wijzigingsbesluit stelt als overgangsbepaling echter dat artikel 6.2/1.2, eerste lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd door respectievelijk de artikelen 8 van dat besluit, maar van toepassing is op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019 en, voor de wijzigingen met betrekking tot zonne-energie, biomassa en biogas, op projecten met startdatum vanaf 1 april 2018. Het is echter de bedoeling dat nog in het laatste kwartaal van 2018 een eerste call wordt gelanceerd, waardoor de drempel van 10 kWe nog voor die datum moet worden aangepast. Daarom wordt in een overgangsbepaling voorzien waardoor de ondergrens aangaande wind vanaf de inwerkingtreding, maar voor de periode voorafgaand aan 1 januari 2019 ook al wordt verhoogd naar 300 kWe. Eenzelfde aanpassing wordt voorzien voor de overeenkomstige bepalingen in bijlage III/1 van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Artikel 2:

Via dit artikel wordt een nieuw hoofdstuk XI aan titel VII van het Energiebesluit toegevoegd en wordt aan het voormelde hoofdstuk XI een afdeling I tot en met IV toegevoegd:

Afdeling I. Algemene bepalingen

De steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines betreft een investeringssubsidie voor nieuwe windturbines. De steun zal worden toegewezen via een call-systeem waarbij minimaal eenmaal per jaar een call zal worden georganiseerd. Indien een project meerdere windturbines omvat kan de steunaanvrager voor elke windturbine apart steun aanvragen of een steunaanvraag indienen voor het totale project, voor zover voor eenzelfde windturbine slechts één steunaanvraag wordt ingediend. Een steunaanvraag kan enkel meerdere windturbines omvatten indien alle windturbines op dezelfde locatie staan.

Afdeling II. De voorwaarden voor toekenning van de ondersteuning

Het aangaan van contractuele verbintenissen en het uitvoeren van investeringen is pas toegelaten na de betekening van de positieve beslissing aan de aanvrager. Contractuele verbintenissen die de investering niet onomkeerbaar maken, bv. door een ontbindende clausule te voorzien voor het geval men geen steun zou ontvangen, zijn in beginsel wel toegestaan.

Om te vermijden dat te veel virtuele projecten worden gerangschikt, wordt bij de steunaanvraag reeds een bewijs van grondbezit, erfpacht, recht van opstal of concessie vereist.

Jaarlijks zullen de productiedata van gesubsidieerde kleine en middelgrote windturbines worden opgevraagd om onderzoek toe te laten op dit segment van windturbines en bijsturing van het call-programma mogelijk te maken. In het kader van dit steunsysteem kan de operationaliteit van de windturbines op deze manier ook worden gecontroleerd. Om dit mogelijk te maken, moet de installatie dan ook beschikken over de nodige meetapparatuur.

De steunregeling werd opgesteld met inachtneming van de voorwaarden gesteld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordering (meer bepaald de artikelen 1 tot en met 12 jo. artikel 41).

De investeringssteun mag worden gecumuleerd met andere ondersteuningsmaatregelen voor zover de maximaal toegelaten steunhoogten, vermeld in artikel 7.11.3, § 3, vijfde lid, niet worden overschreden. Alle steun waarop beroep kan worden gedaan, moet worden vermeld bij de steunaanvraag.

Afdeling III. Indienen en beoordelen van een steunaanvraag

De steunaanvraag moet een aantal gegevens bevatten om een volledige en correcte beoordeling van het project mogelijk te maken. Naast technische en financiële gegevens van het project moet ook een bewijs van grondbezit, erfpacht, recht van opstal of concessie worden opgegeven. De steunaanvrager moet een gedetailleerde berekening van de steunintensiteit opleveren.

Steunaanvragen moeten steeds volledig ingevuld en tijdig ingediend worden om in beschouwing genomen te worden in de betreffende call. Indien een steunaanvraag wel volledig maar niet correct ingediend werd, krijgt de aanvrager de kans de steunaanvraag te vervolledigen met correcte informatie binnen een termijn van twee weken. Deze termijn wordt vastgesteld om te vermijden dat het finaliseren van de rangschikking en bijgevolg de verdere procedure van de call vertraging oploopt door de laattijdige reactie van één of meerdere steunaanvragers.

Het steunprogramma heeft tot doel de meest kostenefficiënte projecten te stimuleren. De selectie van de projecten en toekenning van de steun gebeurt op basis van een rangschikking van de ingediende projecten. Deze rangschikking zal worden gebaseerd op de verhouding van de aangevraagde steun voor het project ten opzichte van de te verwachten jaarlijkse energieopbrengst van het project.

Het meenemen van de verwachte energieopbrengst in de beoordeling zorgt ervoor dat aandacht wordt geschonken aan de efficiëntie van de windturbines, waardoor windrijkere locaties kunnen worden geselecteerd waar hogere energieopbrengsten mogelijk zijn tegen een lagere kost. De opbrengst zal op een gestandaardiseerde manier berekend worden om een uniforme en vergelijkbare beoordeling tussen projecten onderling mogelijk te maken. De energieopbrengst wordt enkel meegenomen als criterium om de meest kostenefficiënte projecten te kunnen selecteren maar de opbrengst wordt als zodanig niet vergoed waardoor de steun onafhankelijk van de productie blijft (het betreft immers een bepaald percentage van de in aanmerking komende kosten).

De minister zal de methode voor de berekening van de te verwachten jaarlijkse energieopbrengst vastleggen in een ministerieel besluit. Hierbij zal rekening worden gehouden met de lokale inplanting van de windturbine. De rekenmethode zal volgende aspecten in rekening brengen bij de bepaling van de energieproductie:

1° de gemiddelde windsnelheid op de ashoogte van de turbine en winddistributie op de gegeven locatie;

2° de vermogenscurve van de windturbine;

3° de aanwezigheid van obstakels in de nabijheid van de windturbine.

Obstakels zullen de windstroming verstoren door turbulentie te veroorzaken en de windsnelheid te verlagen. De mate van beïnvloeding van een obstakel hangt af van de hoogte van het obstakel, de breedte van het obstakel en de afstand ervan tot de turbine. Indien minstens een deel van de turbinerotor zich in de verstoorde zone van een obstakel bevindt, is er een negatieve invloed op de energieopbrengst. Een gestandaardiseerde methode zal worden gehanteerd om de energieopbrengst te corrigeren voor de impact van de obstakels. De methode zal de oplijsting en classificatie van de obstakels in de nabijheid van de windturbine omvatten.

Het budget wordt vervolgens verdeeld over de gerangschikte projecten.

Om te verzekeren dat enkel de meest kostenefficiënte projecten gesteund worden zal de minister een steunplafond vastleggen per call. Dit steunplafond geeft de maximale verhouding weer van de aangevraagde steun ten opzichte van de energieopbrengst, waarvoor projecten kunnen geselecteerd worden. Projecten die een hogere steunhoogte aanvragen zullen niet geselecteerd worden. Bij deelname van slechts een beperkt aantal aanvragers bestaat het risico dat alle projecten gesteund zouden kunnen worden met het beschikbare budget, waardoor er geen sprake meer is van een concurrerende biedprocedure als gedefinieerd in de voormelde verordening (indien tenminste alle projecten voldoen aan het steunplafond). De Algemene Groepsvrijstellingsverordening stelt nochtans de aanwezigheid van een concurrerende biedprocedure als voorwaarde om bepaalde steunintensiteiten te kunnen bereiken, en vereist een bindende beperking zodat niet alle bieders steun kunnen krijgen. Om aan deze voorwaarde te kunnen voldoen, wordt het slechtst gerangschikte project niet gesteund indien alle projecten voldoen aan het steunplafond. De overige gerangschikte projecten die voldoen aan beide voorwaarden worden gesteund volgens rangschikking en dit tot het budget opgebruikt is. Projecten die eenzelfde verhouding van de steun ten opzichte van de energieopbrengst aangevraagd hebben worden gerangschikt op indientijdstip.

De aangevraagde steun wordt bepaald op basis van de investeringskosten en aansluitingskosten voor het project. De totale steun brengt naast de aangevraagde steun ook andere financiële steun in rekening. Het totaal steunpercentage mag in geen geval de maximale steunhoogten, vermeld in artikel 7.11.3, § 3, vijfde lid, overschrijden.

Kosten gerelateerd aan de uitbating van de installatie, zoals operationele kosten, worden niet in rekening gebracht. Daarnaast komen ook uitgaven met betrekking tot het ontwerp, de engineering en vergunningsaanvragen van de installatie niet in aanmerking voor de steunregeling. De investeringskosten en aansluitingskosten moeten voldoende gespecifieerd en onderbouwd zijn.

Om te vermijden dat toegekende steun gedurende een zeer lange tijd moet worden geblokkeerd in afwachting van de finalisering van het project, worden maximale termijnen opgelegd waarbinnen aanspraak kan worden gemaakt op de steun. De opgelegde termijnen houden rekening met proceduretijd voor het bekomen van de noodzakelijke vergunningen en de redelijke tijd nodig voor de bouw en ingebruikname van de installatie. Voor de vergunningsprocedure wordt rekening gehouden met zowel de initiële vergunningsaanvraag als de mogelijke beroepsprocedure. Er zijn daarnaast ook redelijke termijnen aangenomen voor de bouw van de windturbine, de netaansluiting en keuring van de installatie om de windturbine tijdig in gebruik te kunnen nemen.

Daarnaast moeten geselecteerde projecten een bankwaarborg indienen. Deze waarborg bedraagt 7,5 percent van het toegekende steunbedrag. De bankwaarborg moet binnen dertig dagen na de betekening van de beslissing ingediend worden. Indien de aanvrager de bankwaarborg niet binnen deze termijn indient, zal hij gedurende vijf jaar uitgesloten worden van deelname aan deze call. De bankwaarborg wordt vrijgegeven na de aanvraag tot uitbetaling en nadat de steun is uitbetaald conform de vermelde voorwaarden.

Indien een steunaanvraag meerdere windturbines omvat dan is de steun enkel van toepassing bij de volledige uitvoering van alle windturbines. De rangschikking en selectie van de projecten is immers gebaseerd op de begrote investeringskost en verwachte energieopbrengst van het totale ingediende windproject. Indien minder windturbines worden geplaatst en in gebruik genomen dan vermeld in de steunaanvraag, heeft dit een sterke impact op de investeringskost en verwachte energieopbrengst en dus ook op de rangschikking. Een verandering van aantal windturbines wordt aanzien als een fundamentele verandering van het project waardoor de steun voor het project vervalt.

Afdeling IV. Toekennen van de steun en controle

De installatie mag pas in gebruik worden genomen na keuring door een bevoegde keuringsinstantie. Het keuringsverslag moet worden overgemaakt aan het Vlaams Energieagentschap.

De steungerechtigde wordt verplicht jaarlijks aan het Vlaams Energieagentschap te rapporteren over de elektriciteitsproductie, inclusief een evaluatie van deze productie en van de werking van de installatie. De productiedata worden hierbij gespecifieerd op maandbasis. Deze gegevens zullen worden gebruikt voor rapportering, beleidsondersteunend onderzoek en bijvoorbeeld bijsturing van het call-programma.

De steun kan worden uitbetaald na indienstname van de installatie. De installatie moet daarvoor voldoen aan alle voorwaarden door of krachtens dit besluit. De steunaanvrager dient hiervoor de aanvraag tot uitbetaling in bij het Vlaams Energieagentschap en dit binnen drie maanden na datum van indienstname. De aanvraag moet het keuringsverslag, een technische beschrijving van de installatie, een kopie van de verleende omgevingsvergunning en een omschrijving van de werkelijke kosten bevatten, waarbij dit laatste gestaafd moet worden met facturen.

De steun wordt binnen tien jaar geheel of gedeeltelijk teruggevorderd indien de voorwaarden door of krachtens dit besluit niet worden nageleefd. Het engagement van de steungerechtigde wordt gedurende minstens tien jaar gevraagd door het verplicht inleveren van een jaarlijks rapport bij het Vlaams Energieagentschap. Daarnaast moet de installatie gedurende minimaal tien jaar operationeel zijn om zo te vermijden dat de installatie snel buiten gebruik zou worden gesteld na het ontvangen van de investeringssteun. Dit zou in dat geval immers leiden tot een weinig effectieve steunmaatregel.

Het Vlaams Energieagentschap kan steeds de installatie en de voorwaarden voor toekenning van de steun controleren. De steungerechtigde moet steeds elke wijziging melden die betrekking heeft op de voorwaarden voor toekenning van de steun, de steunhoogte en de steungerechtigde.

3. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE BEGROTING VAN DE VLAAMSE OVERHEID

De steun wordt aangerekend op de impulsprojecten van het Energiefonds (begrotingsartikel QE0-1QEB4KE-WT - basisallocatie 1QE41800). Jaarlijks wordt voor dit investeringssteunprogramma een budget van 4,2 miljoen euro toegewezen vanuit de opbrengsten van de energieheffing.”

4. ADVIES VAN DE INSPECTIE VAN FINANCIËN EN BEGROTINGSAKKOORD

Het advies van de Inspectie van Financiën werd verleend op 01/06/2018 en is opgenomen als bijlage 2.

Het begrotingsakkoord werd verleend op 19 juni 2018 en is opgenomen als bijlage 3.

5. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP DE LOKALE BESTUREN

1. Personeel: het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeel van de lokale besturen.

2. Werkingsuitgaven: het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op de werkingsuitgaven van de lokale besturen.

3. Investeringen en schuld: het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op de schuld van de lokale besturen.

4. Ontvangsten: het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op de ontvangsten van de lokale besturen.

Conclusie: het voorstel legt rechtstreeks geen extra financiële verplichtingen op voor de lokale besturen.

6. WEERSLAG VAN HET VOORSTEL OP HET PERSONEELSBESTAND EN DE PERSONEELSBUDGETTEN VAN DE VLAAMSE OVERHEID

De invoering van de steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines, dat onderwerp is van dit besluit, zal worden opgevangen binnen het huidig personeelsbestand van de Vlaamse overheid. Het akkoord van de minister, bevoegd voor de bestuurszaken, is derhalve niet vereist.

7. KWALITEIT VAN DE REGELGEVING

7.1 REGULERINGSIMPACTANALYSE

Onderstaande opties werden onderzocht:

Nuloptie: voortzetting van een bestaande toestand

Behoud van de groenestroomcertificatenregeling (exploitatiesteun) voor windenergie op land.

Optie 2: nieuwe beleidsmaatregel

Invoeren van een investeringssteun voor kleine en middelgrote windturbines o.b.v. een tenderingsysteem (call).

Optie 3: nieuwe beleidsmaatregel

Invoeren van een investeringssteun voor kleine en middelgrote windturbines o.b.v. een premie.

Er wordt geopteerd voor optie 2, aangezien de voornaamste kosten in de investering zitten en de sector gestimuleerd moet worden om meer rendabele en goedkopere projecten te realiseren. De concurrentie bij een tenderingsysteem stuurt aan op de ontwikkeling van goedkopere projecten.

7.2 WETGEVINGSTECHNISCH- EN TAALADVIES

Het ontwerpbesluit werd aangepast aan de opmerkingen van het wetgevingstechnisch- en taaladvies nr. 2018/200.

8. VOORSTEL VAN BESLISSING

De Vlaamse Regering beslist:

1° haar principiële goedkeuring te hechten aan het bijgaande besluit betreffende de invoering van een steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines, zoals gevoegd als bijlage 1;

2° de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, te gelasten over voornoemd besluit het advies in te winnen van de Raad van State, met het verzoek hun advies te verstrekken binnen een termijn van 30 dagen, zoals bepaald in artikel 84, §1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Bart TOMMELEIN

Viceminister-president van de Vlaamse Regering

Vlaams minister van Begroting, Financiën en Energie

Bijlagen:

- Bijlage 1: besluit van de Vlaamse Regering wat betreft de invoering van een steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines;

- Bijlage 2: het advies van de Inspectie van Financiën d.d. 01/06/2018

- Bijlage 3: het begrotingsakkoord d.d. 19 juni 2018




 


Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft de invoering van een steunregeling voor kleine en middelgrote windturbines

DE VLAAMSE REGERING,

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 8.2.1, 3°, artikel 8.3.1, 3°, en artikel 8.4.1, 3°;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 19 juni 2018;

Gelet op advies nr. xxx van de Raad van State, gegeven op xxx, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat deze steunregeling is opgesteld conform de verenigbaarheidscriteria die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;

Na beraadslaging,

BESLUIT:

Artikel 1. In artikel 6.2/1.2, eerste lid, 2°, van het Energiebesluit van 19 november 2010, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt punt a) vervangen door wat volgt:

“a) nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe:

1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;

2) andere projecten;”.

Art. 2. Aan titel VII van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 9 maart 2018, wordt een hoofdstuk XI, dat bestaat uit artikel 7.11.1 tot en met 7.11.4, toegevoegd, dat luidt als volgt:

”Hoofdstuk XI. Ondersteuning van kleine en middelgrote windturbines

Afdeling I. Algemene bepalingen

Art. 7.11.1. §1. Onder de voorwaarden, vermeld in artikel 1 tot en met 12, en artikel 41 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en in dit besluit, wordt steun toegekend voor de plaatsing in het Vlaamse Gewest van windturbines op land met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot en met 300 kWe, op voorwaarde dat het gaat om een nieuwe windturbine of nieuwe windturbines en er voor die windturbine of windturbines geen groenestroomcertificaten zijn toegekend of kunnen worden toegekend.

Een steunaanvraag kan een of meer windturbines omvatten, als elke afzonderlijke windturbine voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, en alle windturbines op dezelfde locatie staan, waarbij de geproduceerde elektriciteit ter plaatse verbruikt of geleverd wordt aan het distributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het transmissienet of aan directe lijnen via één aansluitingspunt.

De minister bepaalt jaarlijks het maximale bedrag van de totale steun op basis van de daarvoor op de algemene uitgavenbegroting voor dat jaar ingeschreven middelen en van de middelen van het Energiefonds.

§2. De steun wordt toegekend in de vorm van een investeringssubsidie en toegewezen via een call-systeem.

De minister lanceert minstens om de twaalf maanden een call.

De minister bepaalt per call het maximale steunbedrag waarvoor projecten kunnen geselecteerd worden.

§3. Per call kan per windturbine hoogstens één steunaanvraag worden ingediend.

§4. Het steunmechanisme en de steunhoogte worden uiterlijk in 2020, en vervolgens om de twee jaar, geëvalueerd voor wat betreft nieuw in te dienen steunaanvragen.

§5. Projecten die niet in aanmerking komen voor de toekenning van de steun doordat het door de minister bepaalde maximale steunbedrag voor de betreffende call, vermeld in paragraaf 2, is uitgeput, kunnen altijd bij de volgende call een nieuwe steunaanvraag als vermeld in artikel 7.11.3, indienen. Ze kunnen daarbij de al ingediende steunaanvraag herbevestigen als de gegevens erin nog actueel zijn. In dat geval blijft als indientijdstip het tijdstip behouden waarop de eerste steunaanvraag is ingediend.

Afdeling II. Voorwaarden voor de toekenning van de ondersteuning

Art. 7.11.2. §1. In afwijking van artikel 7.11.1, §1, eerste lid, wordt de steun niet verleend aan een aanvrager die behoort tot een doelgroep waarvoor de Vlaamse Regering een energiebeleidsovereenkomst definitief heeft goedgekeurd, en die de aanvrager niet heeft ondertekend of die hij niet naleeft.

De steun wordt alleen toegekend aan installaties waarvoor de uitgaven die gerelateerd zijn aan de bouw van de installatie, dateren van na de beslissing van het Vlaams Energieagentschap over de toekenning van steun aan de installatie in kwestie conform artikel 7.11.3, §3, of aan installaties die een nieuwe steunaanvraag indienen als vermeld in artikel 7.11.3, §5, derde lid.

Alleen werkzaamheden voor de investering die niet zijn gestart voor of tijdens de selectieprocedure van de call in kwestie, komen voor subsidie in aanmerking.

Pas nadat de positieve beslissing aan de aanvrager betekend is, mag de aanvrager onomkeerbare contractuele verbintenissen aangaan om de werkzaamheden voor de investering uit te voeren. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende definitieve overeenkomst, het ondertekenen van een offerte, een verkoopovereenkomst of gelijksoortige documenten die de investering onomkeerbaar maken. Voorbereidende handelingen zoals de aankoop van grond, de aanvraag van advies of een prijsofferte worden niet beschouwd als aanvang van de werkzaamheden voor de investering.

De begunstigde van de investeringssteun beschikt over een bewijs van grondbezit, erfpacht, recht van opstal of concessie voor de grond die betrokken is in de projectaanvraag.

De minister kan nadere regels met betrekking tot de gehanteerde voorwaarden of nieuwe voorwaarden vastleggen.

§2. De aanvrager die de steun wil genieten, voorziet zijn installatie van de nodige meetapparatuur om permanent de elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen te meten.

De minister kan nadere regels vastleggen over de manier waarop de metingen, vermeld in het eerste lid, worden uitgevoerd en kan gevallen bepalen waarin een dergelijke permanente meting om technische redenen niet nodig is.

§3. Als de aanvrager een onderneming is, wordt de grootte van de onderneming, bepaald conform de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in artikel 1.1.3, 62°, 75°, en 86° van het Energiedecreet van 8 mei 2009, vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van de gegevens van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen.

De gegevens voor de berekening van de jaaromzet, het balanstotaal en het aantal werkzame personen worden vastgesteld op basis van de laatste jaarrekening die bij de Nationale Bank van België is neergelegd voor de indieningsdatum van de steunaanvraag, en die beschikbaar is via een centrale databank.

Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden.

Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, worden de gegevens voor de berekening van de jaaromzet vastgesteld op basis van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de indieningsdatum van de steunaanvraag. De gegevens voor de berekening van het aantal werkzame personen worden in dat geval vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers die in de onderneming waren tewerkgesteld gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de indieningsdatum van de steunaanvraag.

Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de eerste jaarrekening nog niet is neergelegd en de eerste fiscale aangifte nog niet is uitgevoerd, worden de gegevens vastgesteld op basis van een financieel plan van het eerste productiejaar.

§4. De steun kan worden gecumuleerd met andere investeringssteun van de Vlaamse overheid voor dezelfde investering als het totale steunpercentage voldoet aan de maximaal toegelaten steunhoogten, vermeld in artikel 7.11.3, §3, vijfde lid.

§5. De aanvrager mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, geen onderneming in moeilijkheden zijn als vermeld in artikel 2, 18, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening, en geen procedure op basis van Europees of nationaal recht hebben lopen waarbij een toegekende steun wordt teruggevorderd.

§6. De aanvrager is verantwoordelijk voor de naleving van de voorwaarden van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Afdeling III. Indienen en beoordelen van een steunaanvraag

Art. 7.11.3. §1. De aanvrager dient een steunaanvraag in binnen de opengestelde termijn van de call, via een elektronisch formulier op de website van het Vlaams Energieagentschap.

De steunaanvraag bevat minstens de volgende gegevens:

1° het bruto nominaal vermogen en type per windturbine binnen het project;

2° het adres en het kadastraal perceel van de installatie;

3° het bewijs van grondbezit, erfpacht, recht van opstal of concessie;

4° de lijst van de verwachte in aanmerking komende projectkosten;

5° de verwachte jaarlijkse energieopbrengst van de installatie, berekend volgens een door de minister vastgelegde methode;

6° de financiële steun waarop een beroep kan worden gedaan in het kader van andere ondersteuningsmaatregelen; 7° de aangevraagde steun, uitgedrukt in euro en als percentage van de in aanmerking komende kosten;

8° de gegevens van de steunaanvrager en als de aanvrager een onderneming is, ook de naam en grootte van de onderneming;

9° een inschatting van de aanvangs- en einddatum van het project.

Voor de vereisten, vermeld in het tweede lid, 4° en 7°, voegt de aanvrager een gedetailleerde berekening van de steunintensiteit en van de in aanmerking komende kosten in, waarbij alle bedragen die worden gebruikt, bedragen zijn vóór de aftrek van belastingen of andere heffingen.

De in aanmerking komende kosten, vermeld in het derde lid, worden gestaafd met bewijsstukken, die duidelijk, gespecifieerd en actueel zijn.

Het Vlaams Energieagentschap beoordeelt de ontvankelijkheid van de steunaanvragen aan de hand van de volgende criteria:

1° de steunaanvraag is ingediend op de formulieren die daarvoor voorzien zijn;

2° de steunaanvraag is volledig ingevuld;

3° de steunaanvraag is tijdig ingediend.

Als de steunaanvraag niet correct is ingevuld, bezorgt de aanvrager de gevraagde informatie binnen twee weken nadat de aanvrager daarover door het Vlaams Energieagentschap schriftelijk of elektronisch via beveiligde zending op de hoogte is gebracht. Als de aanvrager de informatie niet tijdig bezorgt, wordt zijn steunaanvraag uitgesloten uit de call in kwestie.

De aanvrager van wie de steunaanvraag niet ontvankelijk is, wordt daarvan binnen twee maanden na ontvangst van de steunaanvraag schriftelijk of elektronisch via beveiligde zending op de hoogte gebracht. Die kennisgeving vermeldt de motivering en de mogelijkheid om een nieuwe steunaanvraag in te dienen bij een volgende call.

§2. Het Vlaams Energieagentschap onderzoekt of de projecten waarop de ontvankelijke steunaanvragen betrekking hebben, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.11.2.

§3. Het Vlaams Energieagentschap rangschikt de ingediende projecten op basis van de verhouding van de aangevraagde steun, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 7°, ten opzichte van de verwachte jaarlijkse energieopbrengst. De totale steun wordt berekend als de som van de aangevraagde steun, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 7°, en de andere financiële steun, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 6°, en wordt uitgedrukt in een totaal steunpercentage van de in aanmerking komende kosten. Dat totale steunpercentage wordt afgetoetst aan de voorwaarden voor de maximaal toegelaten steunhoogten, vermeld in het vijfde lid.

Projecten met een lagere verhouding van de aangevraagde steun ten opzichte van de verwachte jaarlijkse energieopbrengst worden beter gerangschikt. Projecten met eenzelfde verhouding van de steun ten opzichte van de verwachte jaarlijkse energieopbrengst worden gerangschikt op indientijdstip, waarbij een vroeger indientijdstip beter gerangschikt wordt.

De minister legt per call een steunplafond vast, dat de maximale verhouding van de steun ten opzichte van de verwachte jaarlijkse energieopbrengst weergeeft waarvoor projecten kunnen worden geselecteerd. Dat steunplafond bedraagt maximaal 1000 euro per MWh. Projecten die een hogere steun aanvragen dan het steunplafond komen niet in aanmerking voor steun. Indien geen enkel project meer steun aanvraagt dan het steunplafond, wordt het project met de hoogste verhouding van de aangevraagde steun ten opzichte van de energieopbrengst niet geselecteerd. Alleen de best gerangschikte projecten die voldoen aan beide voorwaarden, worden gesteund en dat tot het budget, vermeld in artikel 7.11.1, §2, derde lid, opgebruikt is.

De minister kan na advies van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om het steunpercentage te berekenen.

Het totaal van de uit te betalen steun voor een installatie, inclusief andere financiële ondersteuningsmaatregelen, is niet hoger dan:

1° 70% van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen;

2° 60% van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen;

3° 50% van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen;

4° 70% van de in aanmerking komende kosten voor andere aanvragers.

Projecten waarbij de aangevraagde steun hoger ligt dan de percentages vermeld in het vijfde lid, komen niet in aanmerking voor ondersteuning.

In het vijfde lid wordt verstaan onder in aanmerking komende kosten: de investeringskosten en aansluitingskosten van de installatie zonder de exploitatiekosten en -baten in rekening te nemen. Uitgaven voor het ontwerp, de engineering, of de vergunningsaanvragen van de installatie worden niet beschouwd als in aanmerking komende kosten. De minister kan na advies van het Vlaams Energieagentschap nadere regels vastleggen om deze investeringskosten te bepalen.

Het Vlaams Energieagentschap kan controleren of de opgegeven in aanmerking komende kosten, vermeld in het zevende lid, waarheidsgetrouw zijn op basis van actuele gegevens uit onafhankelijke studies.

Het Vlaams Energieagentschap betekent aan de aanvrager zijn beslissing over het al dan niet toekennen van de steun. Pas na de kennisgeving van de beslissing mag de aanvrager met de investering starten.

Het Vlaams Energieagentschap houdt een databank bij van alle voor ondersteuning goedgekeurde projecten met de maximaal toe te kennen steun.

Het uit te betalen steunbedrag is gelijk aan de aangevraagde steun als vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 7°. Deze dient gestaafd te worden door facturen. Het uit te betalen steunbedrag ligt in geen geval hoger dan het maximaal toegekende steunbedrag uit de beslissing. De totaal uitbetaalde steun kan in geen geval hoger zijn dan de percentages vermeld in paragraaf 3, vijfde lid. Deze percentages worden toegepast op de werkelijk in aanmerking komende kosten. Als de werkelijk verkregen steun uit andere ondersteuningsmaatregelen hoger ligt dan opgegeven in de steunaanvraag conform paragraaf 1, tweede lid, 6°, wordt de uit te betalen steun in dezelfde mate verminderd, of wordt de al uitbetaalde steun in dezelfde mate teruggevorderd. De aanvrager deelt elk verschil tussen de financiële steun waarop een beroep wordt gedaan zoals opgegeven in de steunaanvraag conform paragraaf 1, tweede lid, 6°, en de werkelijk verkregen steun onmiddellijk mee aan het Vlaams Energieagentschap.

§4. Voor alle geselecteerde projecten wordt een bankwaarborg ingediend ten gunste van het Vlaamse Gewest. Het bedrag van de bankwaarborg bedraagt 7,5% van het toegekende steunbedrag uit de beslissing. De bankwaarborg wordt ingediend binnen dertig dagen na de betekening van de beslissing. Het bewijs van de bankwaarborg wordt bezorgd aan het Vlaams Energieagentschap.

Indien de aanvrager geen bankwaarborg indient binnen de vooropgestelde termijn of het gevraagde bewijs niet aanlevert, dan wordt hij voor een termijn van vijf jaar uitgesloten van deelname aan de call voor de ondersteuning van kleine en middelgrote windturbines.

§5. Projecten die na het toekennen van de beslissing, vermeld in paragraaf 3, negende lid, niet aan de volgende voorwaarden voldoen, verliezen hun recht op steun:

1° uiterlijk achttien maanden na de datum van de beslissing beschikken over de vereiste omgevingsvergunning;

2° uiterlijk één jaar na de datum van de definitieve omgevingsvergunning in gebruik genomen zijn, in het geval dat de aanvrager nog niet over de definitieve omgevingsvergunning beschikt op het moment van de steunaanvraag;

3° uiterlijk één jaar na datum van de beslissing in gebruik genomen zijn, in het geval dat de aanvrager wel al over de definitieve omgevingsvergunning beschikt op het moment van de steunaanvraag.

Als de steunaanvraag meerdere windturbines omvat, dan is de steun alleen van toepassing bij de volledige uitvoering van alle windturbines die vermeld worden in de beslissing, vermeld in paragraaf 3, negende lid,. De beslissing tot toekenning van de steun vervalt als het aantal windturbines afwijkt ten opzichte van het de voormelde beslissing.

Als de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, niet vervuld zijn, wordt steun teruggevorderd die al is toegekend. Er kan altijd een nieuwe steunaanvraag als vermeld in paragraaf 1, ingediend worden. Een beroep bij een administratief rechtscollege schorst de termijnen, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° en 3°.

Afdeling IV. Toekennen van de steun en controle

Art. 7.11.4. §1. De keuringsinstantie bevestigt in het volledige keuringsverslag dat de metingen die met behulp van de meetapparatuur, vermeld in artikel 7.11.2, §2, zijn verricht, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.11.2, §2. Het keuringsverslag vermeldt ook alle meterstanden en de datum van ingebruikname. Het keuringsverslag wordt door de aanvrager uiterlijk binnen de dertig dagen bezorgd aan het Vlaams Energieagentschap.

Het Vlaams Energieagentschap kan op elk moment controleren of de vaststellingen die opgenomen zijn in een keuringsverslag, overeenkomen met de werkelijkheid.

De aanvrager deelt vanaf de ingebruikname jaarlijks een rapport mee aan het Vlaams Energieagentschap met de maandelijks geproduceerde elektriciteit uit hernieuwbare energiebronnen, een evaluatie van de productie en van de werking van de installatie, inclusief informatie over het onderhoud, calamiteiten en de kosten. Het Vlaams Energieagentschap bepaalt op welke wijze die gegevens worden bezorgd. Die gegevens worden gebruikt voor beleidsondersteunend onderzoek en rapportering.

§2. Nadat een volledig keuringsverslag als vermeld in paragraaf 1, is opgesteld, dient de aanvrager een aanvraag tot uitbetaling in bij het Vlaams Energieagentschap. De aanvraag wordt ingediend uiterlijk drie maanden na de datum van de indienstneming en bevat minstens de volgende informatie:

1° het volledige keuringsverslag, vermeld in paragraaf 1;

2° een technische beschrijving van de installatie as built, met de aanduiding van alle meetinstrumenten; 3° een kopie van de verleende omgevingsvergunning;

4° de werkelijke in aanmerking komende kosten, gestaafd door facturen.

Het Vlaams Energieagentschap houdt in een databank de informatie voor de toekenning van de steun bij.

§3. De steun wordt in zijn geheel uitbetaald na de aanvraag van uitbetaling bij het Vlaams Energieagentschap en op voorwaarde dat aan al de volgende voorwaarden voldaan is:

1° de aanvrager vraagt de uitbetaling van de schijf aan;

2° de onderneming heeft geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid . Als er achterstallige schulden zijn, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming bewijst dat die schulden zijn aangezuiverd;

3° de onderneming heeft geen procedure op basis van Europees of nationaal recht lopen waarbij toegekende steun wordt teruggevorderd;

4° de installatie voldoet aan alle voorwaarden door of krachtens dit besluit op haar van toepassing zijnde voorwaarden;

5° de steunaanvrager heeft de investering volledig uitgevoerd en exploiteert de investering.

§4. De steun wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd binnen tien jaar na de ingebruikname van de installatie als:

1° er binnen tien jaar na de beëindiging van de investeringen een faillissement, een boedelafstand, een ontbinding, een gerechtelijke verkoop of een sluiting in het kader van een sociaaleconomische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg plaatsvindt;

2° de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag niet worden nageleefd binnen tien jaar na de beëindiging van de investeringen;

3° de jaarlijkse rapporten over de productie en werking van de installatie niet worden doorgegeven aan het Vlaams Energieagentschap gedurende minimaal tien jaar;

4° de installatie niet gedurende minimaal tien jaar operationeel is;

5° de overige door of krachtens dit besluit op haar van toepassing zijnde voorwaarden niet worden nageleefd.

§5. De bankwaarborg, vermeld in artikel 7.11.3, §4, wordt in zijn geheel vrijgegeven na de aanvraag van uitbetaling bij het Vlaams Energieagentschap en nadat de steun uitbetaald is conform paragraaf 3.

De bankwaarborg wordt uitgewonnen als:

1° het project niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.11.3, §5, eerste lid, 1°, 2° en 3°;

2° het geïnstalleerd vermogen van de windturbines kleiner is dan het vermogen dat vermeld is in de steunaanvraag;

3° de aanvrager zijn steunaanvraag intrekt na het verstrijken van de opengestelde termijn van de call, zoals bepaald in artikel 7.11.3, §1 van dit besluit.

§6. Het Vlaams Energieagentschap kan via een controle ter plaatse van de installatie en de meterstanden nagaan en controleren of voldaan is aan de voorwaarden voor de toekenning van de steun, vermeld in deze afdeling.

Als aan het Vlaams Energieagentschap de toegang tot de installatie wordt geweigerd, als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat niet aan de voorwaarden is voldaan, of als fraude bij de opneming van de meetgegevens wordt vastgesteld, kan het Vlaams Energieagentschap beslissen om de steun niet toe te kennen of beslissen om de steun terug te vorderen binnen tien jaar na de ingebruikname van de installatie.

De steungerechtigde meldt aan het Vlaams Energieagentschap onmiddellijk:

1° alle wijzigingen die ervoor kunnen zorgen dat niet langer voldaan wordt aan de voorwaarden voor toekenning van de steun;

2° alle wijzigingen die een invloed kunnen hebben op het bedrag van de toe te kennen steun; 3° iedere wijziging van de natuurlijke persoon of rechtspersoon waaraan de steun toegekend moet worden.

Bij elke melding van een wijziging, vermeld in het derde lid, 2°, legt de steungerechtigde een nieuw keuringsverslag voor als vermeld in paragraaf 1. Bij dergelijke wijzigingen kan het Vlaams Energieagentschap zijn beslissing tot toekenning van steun wijzigen.”.

Art. 3. In bijlage III/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017, wordt punt 3, 2°, a) vervangen door wat volgt:

“2° a) cat. 4a: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;

cat. 4b: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 300 kWe tot 3 MWe die niet vallen onder cat. 4a;”.

Art. 4. In afwijking van artikel 6.2/1.2, eerste lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010 en artikelen 24 en 25 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2017 houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen, bedraagt de ondergrens 300 kWe voor de representatieve projectcategorie voor nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, als vermeld in artikel 6.2/1.2, eerste lid, 2°, a) van het Energiebesluit van 19 november 2010 en punt 3, 2°, a) van bijlage III/1 van datzelfde besluit, vanaf de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2018, ongeacht het project al dan niet voorziet in burgerparticipatie.

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op een door de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, vast te stellen datum, met uitzondering van artikelen 1 en 3 die in werking treden op 1 januari 2019.

Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, (datum).

De minister-president van de Vlaamse Regering,

Geert BOURGEOIS

De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie,

Bart TOMMELEIN

62 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven
bottom of page